In de vorige bijdrage is stilgestaan bij het vooronderzoek in de vorm van een bureau- booronderzoek en veldkartering. Het bureauonderzoek had betrekking op het hele gebied, terwijl bij het vervolgonderzoek al meer ingezoomd werd op bepaalde delen van het plangebied. Op basis hiervan weten we nu nauwkeurig hoe het landschap in elkaar zit en bovendien waar wel of niet archeologische resten verwacht kunnen worden. De aard van de sporen (nederzetting, grafveld etc.), de omvang en of de grondsporen nog intact zijn weten we nog niet. Daarvoor is eerst een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk dat ingeval van Bloemendal uitgevoerd werd door het archeologische bedrijf Archol bv.
Het proefsleuvenonderzoek
Alleen met een proefsleuvenonderzoek waarbij systematisch 4 meter brede sleuven worden gegraven krijgen we een eerste indruk van wat er in de bodem verborgen zit. Bij dit onderzoek kunnen graven, greppels, waterputten en paalsporen worden aangetroffen die een tipje van de sluier oplichten. Het gaat om donkere verkleuringen in het gele zand. Deze zijn ontstaan doordat na uitgraven van een paalkuil humeuze grond terug is gestort in de kuil en soms de paal ter plaatse is verrot waardoor deze duizenden jaren zichtbaar blijft. Sommige natuurlijke verschijnselen maken het soms moeilijk om zekerheid te krijgen over de aard van de sporen. Zijn zij door mensen gemaakt, afkomstig van een omgewaaide boom of een dierengang? Vaak zijn het maar een paar sporen maar daar moet de archeoloog het in eerste instantie mee doen. Eerst moet de onderzoeker goed kijken of het wel echt grondsporen Afhankelijk van de aard van de sporen, de scherven, de ouderdom etc. wordt vervolgens besloten of er een vervolgonderzoek moet komen in de vorm van een opgraving. Het opgravende bedrijf zal een advies geven waar het bevoegd gezag, in dit geval de regio-archeoloog, het uiteindelijke oordeel over zal geven. Waar mogelijk zal overigens gestreefd worden om de archeologische resten in de bodem te behouden.
Niet altijd prijs
Het komt ook regelmatig voor dat proefsleuven geen archeologische resten aan het licht brengen. Archeologen hebben nu eenmaal geen kristallen bol waarmee zij in de bodem kunnen kijken. Proefsleuven onderzoek blijft echter de meest betrouwbare methode. Het is weliswaar duurder dan booronderzoek maar je verzamelt meer informatie. Daardoor kan vaak tijdens de opgraving geld worden bespaard.
Waar worden proefsleuven gegraven?
In Bloemendal waren twee locaties uitgezocht op basis van het vooronderzoek. Aan de Nijkerkerweg waren tijdens de veldverkenning een viertal middeleeuwse scherven gevonden. Jammer genoeg bleek bij het proefsleuvenonderzoek dat de bodem hier tot een diepte van 1 meter onder het maaiveld volledig verstoord was. De eventuele sporen die bij de scherven hoorden waren hierdoor volledig verdwenen.
Op de vindplaats waar eerder ook al ijzertijdscherven waren gevonden evenals paalsporen was de grote vraag of we hier te maken hebben met een gewoon erf of met bijzondere activiteiten op enige afstand van de bijbehorende ijzertijd boerderijen. We dachten eerst dat hier vanwege de lage en natte ligging geen bewoning mogelijk was.
Jongere grondbewerkingen kunnen de archeologische sporen verstoren
Bij het proefsleuven- onderzoek werden in een deel van het onderzochte gebied opnieuw diepere verstoringen aangetroffen. Als er al archeologische resten hadden gelegen waren deze inmiddels verdwenen. Op twee percelen, waar we op grond van het landschap rekening hielden met oude sporen, werden deze inderdaad aangetroffen. Op verschillende plaatsen werden verder een klein aantal paalgaten gevonden die vermoedelijk behoren bij kleine bijgebouwtjes bijvoorbeeld spiekers (eenvoudige vierkante gebouwtjes met vier paalgaten). De bodem ervan hing boven de grond waardoor ongedierte en vocht geen kans kregen om de oogst aan te tasten.
Tot nu toe zonder aanwijzingen voor een boerderij maar die kan nog net tussen de proefsleuven in liggen. Dat gaan we zien bij de opgraving die later dit jaar zal plaats vinden. Ook is er een greppel gevonden die mogelijk een middeleeuwse akker heeft begrensd.
Het proefsleuvenonderzoek laat zien hoe groot het terrein is, dat er sprake is van bewoningsresten maar nog niet precies wat we er ons bij moeten voorstellen en de datering. Het landschap blijkt hier anders in elkaar te zitten dan we vooraf verwacht hadden. Een laagte aan de noordzijde bleek niet aanwezig te zijn en ook hier bleken sporen aanwezig. Ook werd hier een greppel gevonden die mogelijk om een oude (middeleewse?) akker was aangelegd.
De grote vraag is of we hier te maken hebben met een normaal erf of met bijzondere activiteiten (bijvoorbeeld hooiopslag) op enige afstand van de boerderij.
Eigenlijk begrijpen we niet zo goed waarom men hier is gaan wonen. Het is een nogal nat gebied. Wanneer het echter om speciale activiteiten gaat dan wordt het een ander verhaal. Om hierover duidelijkheid te krijgen moeten we de opgraving afwachten die later deze winter zal plaatsvinden.
Schaapskooien
Eerder heb ik al wat geschreven over de schapenteelt. Over de schaapskooien weten echter nog betrekkelijk weinig. Zagen die er altijd hetzelfde uit? Stonden ze altijd op dezelfde plaats? Waren ze allemaal even groot etc. Nu hebben er in Bloemendal aan het begin van de negentiende eeuw drie schaapskooien gestaan. We gaan er in ieder geval twee onderzoeken. De vraag daarbij is of zij allemaal een potstal hadden, was er een verschil tussen veldkooien of erfkooien, hoe oud zijn ze en hoeveel schapen konder erin. Op deze vragen hoop ik op een later moment antwoord te kunnen geven.