P. Schut (maart 2019)
Inleiding
Grafheuvels staan niet alleen in de huidige tijd in de belangstelling. Al in 1748 vermelde Willem Leenen deze monumenten op zijn bekende kaart van het Kroondomein. In de negentiende eeuw kreeg hij navolging op de landsdekkende zogenaamde Bonnekaarten. Ook particulieren, zoals de toenmalige burgemeester Nairac van Barneveld, raakten gefascineerd door deze duizenden jaren oude grafmonumenten en maakten kaarten waarop deze staan ingetekend. Op de kaarten staan veel grafheuvels vermeld waarvan er inmiddels wel een aantal zijn verdwenen. Met moderne middelen kunnen we via het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) op basis van gedetailleerd hoogte metingen onder andere de resterende grafheuvels herkennen.
Achttiende eeuwse monumenten
Op de kaart van Leenen (1748) zien we rond het Uddelermeer een aantal grafheuvels ingetekend. Hij schrijft daarbij dat het ‘monumenten’ zijn. In een artikel ‘250 jaar archeologische monumenten(zorg) op het Kroondomein’ heb ik hier al eens aandacht aan besteed (Vitruvius 2008, 1-3, p. 30-33). Hoewel het woord monumenten, in ieder geval al sinds de zeventiende eeuw werd gebruikt voor gebouwde monumenten, hunebedden en soms ook voor archeologische voorwerpen, is de vermelding van Leenen de eerste voor grafheuvels.
Het feit dat grafheuvels op de kaart werden gezet, betekende aandacht en een zekere vorm van bescherming. In die zin was het een vroege vorm van monumentenzorg.
Het zijn niet alleen in hoogte en doorsnede verschillende heuveltjes. Het gaat vooral om de grote variatie in grafritueel en 5000 jaar geschiedenis die hieronder verborgen gaan. De geschiedenis van deze monumenten loopt zelf door tot de dag van vandaag. De sagen rond de grafheuvels tot en met de inspanningen om deze landmarks in het huidige landschap te behouden, maken dat wij er nog steeds een waarde aan toekennen. Doordat men duizenden jaren met een zeker respect met deze grafmonumenten is omgesprongen, sieren zij nog steeds het landschap. In sommige gevallen kunnen zij niet worden behouden en dan volgt een opgraving, waarbij de rijke geschiedenis van de grafheuvel zichtbaar wordt gemaakt.
Grafheuvels op topografische kaarten
Op bovenstaande kaarten is duidelijk te zien dat men steeds meer aandacht kreeg voor de individuele heuvels. Op de kaarten van na de oorlog zijn deze echter steeds moeilijker te onderscheiden of komen zelfs helemaal niet meer voor.
In de negentiende eeuw werden deze heuvels ‘onderzocht’, dat wil zeggen dat men op zoek ging naar het graf en daarbij de vondsten verzamelde. Zo is deze 4500 jaar oude hamerbijl afkomstig uit een van de Steentijd graven van de Zeven Bergjes.
De Hunnenweg, verwijzing naar Huinen of naar de Hunnen
Een intrigerende vraag is overigens waar de naam de Hunnenweg vandaan komt. Het ligt voor de hand om te denken aan de buurtschap Huinen, maar deze ligt ca 4 kilometer naar het noordwesten. Wel wordt het dichterbij gelegen bosgebied ten noorden van de Harderwijker Karweg, waar overigens ook diverse grafheuvels te vinden zijn, het Huinerveld genoemd. Een andere optie zou kunnen zijn dat het te maken heeft met de grafheuvels langs deze weg, waarbij een verwijzing naar de Hunnen een rol heeft gespeeld. Denk bijvoorbeeld aan de Hunnenschans bij Uddel of de Hunnenborg in Overijssel. Hier betreft het echter middeleeuwse versterkingen en geen grafheuvels. Ook in Kootwijk zouden ‘hunebedden’ voorkomen. Uit onderzoek mijn eerdere onderzoek is echter gebleken dat het hier schaapschotten betrof (Vitrivius 2011 16, 18-22; 2012-20, 7). De huidige Hu(n)nenweg werd pas rond 1900 aangelegd en komt pas sindsdien met deze naam op de kaarten voor. Daarvoor liep er wel een zandweg die globaal het huidige tracé volgde.
Behalve de weg ontstaan er voor het eerst nieuwe kavels op de heide die al eeuwen in eigendom was van het Maalschap. Vanaf 1900 gaat het snel. De Hunnenweg wordt recht getrokken en de verkaveling rukt op. Bovendien is duidelijk herkenbaar dat de heide zijn functie aan het verliezen is en het bos oprukt.
Nairac schrijft over de Zeven Bergjes het volgende: ‘Het belangrijke onderzoek der Voorthuizer-doodenvelden was in 1870, dat der zoogenaamde “Zevenbergjes”. Zij liggen niet ver van de grenzen der maelenvelden van Nijkerk en Putten. Het zijn zeven, bijna aaneengeschakelde heuvels, strekkende van het oosten naar het westen, 1 á 3 M.hoog en 3 tot 7 M middellijn. Zij leverden aschlagen met brokjes houtskool en menigvuldige verbrande menschen-beenderen. In een der grafheuvels vonden wij een pardetand en een zeer goed behakten en geslepen silex-beitel: de overledene was dus met zijn paard en gereedschap verbrand en begraven.
De heer W. de Ridder, toen Student te Utrecht had mij eene vlieg afgevangen – nu hij is de eenige niet – en was gelukkiger; hij vond in een der andere grafheuvels twee urnen met voorwerpen van vuursteen; hij heeft mij het volgende verhaal der opgraving gedaan ; “De bovenste aardlaag van den grafheuvel was vermengd met verbrande beenderen, waarschijnlijk van schapen en runderen, daaronder eene laag houtskool. Op den begane grond vonden we een steenen hamer van dioriet en twee urnen van ongelijke grootte, beiden lichtrood met eenige versiering. De voorwerpen lagen in een driehoek. In de grootste urn bevond zich een silex-mesje en een klein vierkant stukje vuursteen, onderin beenderenmeel.
De prachtige hamer is aan onze gemeente-verzameling geschonken.”
De kaarten van burgemeeste Nairac
In 1881 maakte de in geschiedenis geïnteresseerde burgemeester Nairac samen met de gemeentebode Bouwheer enkele bijzondere kaarten. Op de eerste plaats bovenstaande schets van de Zeven Bergjes. Opmerkelijk is dat ter hoogte van de Zeven Bergjes op deze schets zeven grafheuvels zijn ingetekend en niet zes zoals op de eerder afgebeelde kaarten. De twee grafheuvels onderaan zijn in de jaren vijftig jammer genoeg afgegraven. Alleen een klokbeker is bewaard gebleven. Het gaat daarbij niet zomaar om een beker, maar om de mooiste klokbeker van ons land. Gekscherend, maar met een kern van waarheid, heb ik hem weleens de Nachtwacht van het laat neolithicum genoemd. Behalve de fraaie strak afgewerkte vorm en de zorgvuldig aangebrachte versiering valt vooral de symmetrie van deze versiering op. Op bijgaande foto is dit goed te zien, waarbij alles boven het centrum van de kruizen een exacte weerspiegeling is van de patronen onder deze denkbeeldige lijn.
Een ander interessant aspect van het kaartje is dat per grafheuvel wordt beschreven wat de staat van de heuvel is. Sommige zijn opgegraven en vertonen kuilen in het centrum die wijzen op schatgraverij, terwijl ook aangegeven is in welke scherven zijn gevonden. Het lijkt wel een inspectie uit de eenentwintigste eeuw door de Archeologische Monumentenwacht! Overigens komen de geschetste wegen niet geheel overeen met het negentiende eeuwse kaartbeeld, maar dat zal het gevolg zijn van het schetsmatige karakter van dit kaartje.
De verdwenen grafheuvels van Wencum / Wedichem
Nairac heeft ook een kaart van heel Barneveld getekend waarop diverse grafheuvels zijn ingetekend. Sommige zijn al lang verdwenen, maar andere grafmonumenten (Zeven Bergjes, Bergsham etc.) zijn nog steeds aanwezig. Ook staan grafheuvels vermeld waarvan wij eigenlijk nog niets weten. Zijn het echt grafheuvels of is er misschien ook nog een andere verklaring voor?
Bijzonder is dat in 2003 bij een proefsleuvenonderzoek door RAAP in Harselaar, vermoedelijk de grafheuvels die Nairac vermeldt, zijn teruggevonden. De heuvels zelf zijn al lang geleden bij de ontginning van het gebied of bij de aanleg van de spoorlijn verdwenen. Het zijn slechts de greppels die rondom de grafheuvels die bewaard zijn gebleven. De graven zelf zijn tot op heden niet gevonden. De rechthoekige structuren (op de onderstaande afbeelding bruin aangegeven) tonen aan dat deze waarschijnlijk uit de late ijzertijd dateren. Nairac schrijft over deze heuvels in Een Oud Hoekje der Veluwe ‘In de nabijheid van dit oude Wiltforstergoed liggen 4 of 5 grafheuvels die Germaansche urnen bevatten, benevens asch‘. Blijkbaar zijn ook deze heuvels indertijd al ‘onderzocht’ anders kon Nairac niet weten dat er Germaansche urnen in zaten.
Wegen en grafheuvels
Tegenwoordig kijken we meestal op de (digitale) kaart om de weg te vinden. De oudste kaarten van Barneveld (Passavant) werden in de zeventiende eeuw echter getekend om de zogenaamde tienden te kunnen innen. Gelukkig werden er ook wegen en erven ingetekend die voor ons een schat aan informatie betekenen. In latere tijd ging het om bezittingen (bijvoorbeeld kadastrale minuut 1832) of om de beschrijving van het landschap in al zijn facetten. Wat hebben wegen en grafheuvels nu met elkaar te maken? Hoewel de grafheuvels nu willekeurig in het landschap lijken te liggen was er waarschijnlijk wel, een nu niet meer direct herkenbare, systematiek. Er zijn redenen om aan te nemen dat deze graven deels langs ‘wegen’ werden aangelegd.
We moeten bij het gebruik van het woord ‘wegen’ wel de kanttekening plaatsen dat het zandpaden of misschien liever gezegd routes waren die van boerderij naar boerderij liepen en essentieel waren voor de onderlinge contacten en een heel netwerk vormden. Men zal zich hoofdzakelijk lopend hebben verplaatst, maar men kende ook het wiel, dus karren kunnen ook gebruikt zijn. Nu is het in een dunbevolkt gebied handig om herkenningspunten te hebben. De grafheuvels zullen hierbij een rol hebben gespeeld. Misschien werden deze graven daarom wel langs de wegen aangelegd. Voorouderverering speelt daarbij ongetwijfeld een rol. De kilometers lange grafheuvelweg van Epe – Vaassen is zo’n bekende route. Gezien de ligging kan ook de huidige Hunnenweg en in het verlengde daarvan de Hoge Boeschoterweg een dergelijke prehistorische route zijn geweest. In ieder geval bevinden zich op tenminste elf locaties langs deze veronderstelde weg een of meerdere grafheuvels (zie bovenstaande uitsnede van het AHN).