Na een aangename zomerstop eerst een afsluitende bijdrage over de recent gevonden bronzen dolk van Wageningen. Enkele vragen moeten nog beantwoord worden: Hoe oud is de vondst nu eigenlijk, hoe komt deze aan de oever van de Nederrijn terecht en waarop wijst dat?.
De datering
Een losse vondst is altijd moeilijk te dateren. We hebben liever dat deze in een kuil wordt gevonden samen met goed dateerbaar aardewerk of houtskool voor een 14C datering. Jammer genoeg hebben we hier alleen de dolk waardoor we afhankelijk zijn van de vorm.
Hoewel de Wageningse vondst veel overeenkomst heeft met de vroege helbaarden of Stabdolche komen bepaalde elementen zoals de vorm van het bevestigingsblad voor het handvat en de verdikking op het lemmet ook terug bij de zogenaamde Wohlde dolken/zwaarden uit de Midden Bronstijd. De contouren van het blad van deze wat latere dolken zijn echter in het algemeen slanker waarbij het snededeel duidelijk smaller is dan het bevestigingsblad. Een mooi voorbeeld is het zwaard van Garderen, maar het geldt ook voor een dolk uit Apeldoorn en Putten.
Ook de brons legering helpt ons niet echt veel verder. De helbaarden laten grote verschillen zien in de legering. Het hogere tingehalte komt weliswaar in de gevorderde bronstijd vaker voor maar ook vroeger waardoor het geen zekerheid geeft over de datering. Samenvattend kunnen we alleen stellen dat de Wageningese dolk ergens uit het laat neolithicum tot midden bronstijd dateert. Deskundigen moeten maar gaan bekijken welke kenmerken zij doorslaggevend vinden.
Overigens bevindt zich ook een bronzen dolk in het museum in Ommeren dat weliswaar enige overeenkomsten vertoont met de dolk uit Wageningen maar toch van een ander type is. Deze is vergelijkbaar met een rapier uit Meteren.
Vondstomstandigheden
De Wageningse dolk is aan de oever van de Nederrijn gevonden. Hier is door onderzoekers van de Universiteit van Utrecht (met dank aan Kim Cohen en Harm Jan Pierik) een geulafzetting vastgesteld die dateert uit de late middeleeuwen of nieuwe tijd. Dit betekent dat de dolk door de stroming verplaatst is.
Vermoedelijk is de vondst afkomstig van de enkele tientallen meters naar het oosten gelegen Herveldse stroomrug. Op deze afzettingen werd vanaf het laat neolithicum tot in de ijzertijd gewoond zoals vondsten in de Nude hebben aangetoond. Het kan dus oorspronkelijk een verspoelde nederzettingsvondst zijn of een enkelvoudige(?) depositie in een naast gelegen geul. Een andere mogelijkheid is dat het een al dan niet in de strijd verloren wapen is. De rivieren vormden immers natuurlijke grenzen terwijl de oevers en de rivier zelf ook belangrijke transportwegen waren.
Veel vragen zijn dus nog niet beantwoord. In de komende jaren zullen we er zeker meer over horen.