Voorafgaand aan de bouw van het nieuwe stadhuis werden de grondwerkzaamheden in opdracht van de gemeente Wageningen archeologisch begeleid door RAAP. Tijdens het onderzoek zijn volgens de onderzoekers funderingen van een huis uit de vijftiende eeuw, mogelijk zelfs veertiende eeuw gevonden. De vraag is of dit correct is. Het grote formaat baksteen is namelijk ook gebruikt bij de bouw van het kasteel in 1526. Er wordt nog onderzocht of deze bakstenen afkomstig kunnen zijn van de Nijeborg of dat het nieuw stenen zijn. Het is in ieder geval een van de oudste huizen van Wageningen. Aan de zuidzijde werd een aanbouw aangetroffen. Beide gebouwen zijn te zien op een kaart van Nicolaas van Geelkercken uit 1654.
NB Inmiddels zijn twee bijzonder lezenswaardige artikelen verschenen in Oud Wageningen. Het vraagteken in de titel van deze blog bleek terecht. In deze bijdragen wordt eveneens uitgegaan van een zestiende eeuwse datering:
L. Keunen & B. Kernkamp 2017-1: Biografie van een huis. Geïntegreerd archeologisch en historisch-geografisch onderzoek. p. 12-15.
L. Keunen & B. Kernkamps 2017-2: Het Grote Huis revisited. p. 14-17.
Uit eerder onderzoek bleek dat dit gebied in de middeleeuwsen tijnsplichtig was aan de hertog van Gelre (RAAP notitie 4417). Een belangrijke bron voor de kadastrale geschiedenis is het werk van Anton Zeven. Al rond 1500 was de huisvrouw van Bartolt Hack tijnsplichtig. Deze Bartolt wordt in 1494 genoemd in een document over de verkoop van een huis in Wageningen: ‘belast met 4 gouden rijnsche gulden ‘s jaars aan Bartolt Hack” (Gelders Archief). Sweer van Brakel, schepen en richter, was de volgende eigenaar. Dat een van de notabelen van Wageningen hier woonde, is gezien de plaats van zijn woning en het feit dat deze van steen was gebouwd niet verrassend. Ook werd een vermoedelijke haardplaats aangetroffen.
De vondst van een beerput uit de zeventiende eeuw laat zien dat er nog steeds aanpassingen werden gedaan aan het huis. De vondsten geven een indruk van de status van de bewoners. Het is afwachten of het onderzoek van de vondsten tot een nauwkeurige datering leidt en misschien dat ook de eigenaar kan worden geïdentificeerd. Tijdens het vooronderzoek werd al eerder een tweede beerkelder aangetroffen waarin geen vondsten werden gedaan. Ook onder de oude raadzaal werd een lege beerput aangetroffen. In de zeventiende eeuw hoorde het tot de Lawickshof waarvan enkele jaren geleden een stukje van de ommuring werd teruggevonden. Het huis werd het grote huis genoemd, de latere Geldersche Crediet Vereeniging, die naast het kleine huis (het postkantoor) stond.
In een merkwaardig keldertje werd negentiende eeuws aardewerk (o.a. Wedgwood) en glas gevonden. Van de Geldersche Crediet Vereeniging werd onder ander een betegeld keldertje uit het begin van de twintigste eeuw teruggevonden.
De komende tijd worden de onderzoeksresultaten verder door RAAP uitgewerkt waarmee we een completer beeld hopen te krijgen van de geschiedenis van het centrum van Wageningen. Natuurlijk zal ter zijner tijd hier nogmaals aandacht aan worden besteed. Een deel van de archeologische resten kon behouden blijven. Alleen de funderingssleuven moesten worden onderzocht.
Opmerkelijk is dat de funderingen van de nieuwe raadszaal deels samenvallen met die van het middeleeuwse gebouw. De historie herhaalt zich ; het bestuur keert terug op de plaats waar in de zestiende eeuw de schepen en richter woonde. .